Cuijk, een plaats met geschiedenis.
De naam Cuijk is afgeleid van het Keltische woord 'Keukja', wat 'kromming' of 'bocht' betekent. Dit duidt op de kromming of bocht in de Maas ter hoogte van Cuijk. 'Keukja' werd later door de Romeinen verbasterd tot 'Ceuclum', waaruit uiteindelijk de naam Cuijk ontstond.
Geschiedenis
Al honderden jaren voor de jaartelling woonden er relatief veel mensen in deze streek. De Kelten hadden een zekere cultuur, hielden vee, bebouwden op nog primitieve manier hun land en woonden in grote houten hutten of schuren. Voor hun doden droegen zij extra zorg.
Op het Kampse Veld in Haps vond men begin 20e eeuw een nederzetting uit ongeveer 700 jaar v.Chr. Ook in Cuijk zijn sporen aangetroffen uit de prehistorie. Zo werden in 1844 bij de Haanhof veel ronde grafheuvels aangetroffen uit de bronstijd. In deze heuveltjes waren urnen met menselijke beenderresten bijgezet. Dergelijke vondsten had men in 1825 ook gedaan op de Kalkhof.
Ceuclum
Toen Julius Caesar kort voor onze jaartelling Gallië veroverde en de Romeinse invloed doordrong tot ons gebied veranderde er veel. De Rijn werd de grens van het Romeinse Rijk. Een rij van legerplaatsen of castella, waarin Romeinse legioenen waren gelegerd, zorgden voor de verdediging. Voorbeelden hiervan zijn Nijmegen, Xanten, Keulen en Bonn.
De legerplaatsen waren verbonden met begaanbare heerwegen. Een van deze wegen liep van Nijmegen naar Tongeren via Cuijk. In de 20e eeuw zijn vele sporen van deze weg gevonden onder Cuijk en Sint Agatha en verder naar het zuiden. Er bestaat nog een Romeinse wegenkaart in een middeleeuwse natekening, de zogenaamde 'Peutinger kaart'. Op een uithoek hiervan komt in langgerekte vorm de oudste geografische schets van Nederland voor.
De wegen zijn aangegeven met Romeinse afstandsmaten en de voornaamste Romeinse nederzettingen worden aangeduid door een of ander bouwwerk. Naast Nijmegen staat hierop ook Ceuclum, waaronder we wel het tegenwoordige Cuijk moeten verstaan. Bij Ceuclum was er een brug die onderdeel was van de verbinding van bovengenoemde heerweg. Restanten van deze brug zijn te bezichtigen in Museum Ceuclum.
Verdere opgravingen zijn verricht bij de Sint-Martinuskerk, die op een verhoging is gelegen. In 1937, 1939 en 1949 werden hier de fundamenten van een Romeins castellum uit de 4e eeuw opgegraven en ook Merovingische en Karolingische scherven. Deze duiden erop dat Cuijk gedurende een zeer lange tijd continu bewoond is geweest. Een kerkgebouw voor de Sint-Martinuskerk was gebouwd op twee Gallo-Romeinse tempels.
Middeleeuwen
Een bekende legende is dat Cuijk ooit stadsrechten heeft gehad maar deze verkocht heeft aan het dorp Grave dat nu wel een stad is. Werkelijk bewijs hiervoor is tot dusver niet gevonden. Desondanks wordt Cuijk wel vaak nog geduid als een voormalige stad.
Vanaf de 11e eeuw zijn de Heren van Cuijk in de geschiedenis aantoonbaar. Deze adellijke familie, afkomstig uit Malden, had nauwe banden met de Graven van Holland, Gelre en Vlaanderen. Ze noemden hun geslacht naar het oude Romeinse Ceuclum. In hun machtssfeer ontstond het Land van Cuijk. Omstreeks 1133 werd de heer verbannen wegens de moord op Floris de Zwarte, en werd het kasteel te Cuijk verwoest. Toen hij terugkeerde vestigde hij zich te Grave, wat de hoofdplaats werd van het Land van Cuijk. Vooral Jan I van Cuijk was een belangrijk heerser. Hij bracht het Land van Cuijk in de Brabantse invloedssfeer en in1308 verleende hij de gemeenterechten aan de bevolking van Cuijk en andere dorpen, zodat dezen van de woeste gronden gebruik konden maken.
Hoewel het bestuur van het Land van Cuijk in Grave zetelde, vond de Landdag (een jaarlijks beraad van de verschillende dorpen) in Cuijk plaats, en ook de Hoofbank, een soort rechtbank voor het Land van Cuijk, bevond zich hier.
Tachtigjarige oorlog en Republiek
Het Land van Cuijk werd in 1559 in pandschap aan Willem van Oranje gegeven. Zowel Oeffelt als de Heerlijkheid Boxmeer behoorden echter niet tot het Land van Cuijk. Kasteel Middelaar en Kasteel Bleijenbeek(1589) werden door de Spanjaarden belegerd. In 1602 werd Grave door Prins Maurits veroverd, maar het Land van Cuijk bleef in een onzekere positie tussen de Spaanse en Staatse Nederlanden, tot het in 1648 bij de Republiek der Nederlanden werd gevoegd. Hiermee verloren de katholieken hun rechten en waren ze in eerste instantie op een grenskerk te Oeffelt aangewezen, om na 1672 een schuurkerk aan de Molenstraat te mogen betrekken.
In 1712 vond een grote dorpsbrand plaats, waarna de strodaken werden verboden en pannendaken voorgeschreven. Einde 18e eeuw kende Cuijk een windmolen en een rosmolen. De Molenstraat herinnert nog steeds aan die Molen en is inmiddels een vooruitstrevende winkel- en activiteitenstraat geworden.
Omstreeks 1800 kregen de katholieken hun parochiekerk weer terug en in 1809 werd de nu nog bestaande Hervormde kerk op de hoek Markt/Grotestraat gebouwd.
Moderne tijd
De Maas zorgde voor veel overstromingen, waarbij die van 1820, 1861, 1880 en 1926 kunnen worden genoemd. Mede hierdoor was de streek nogal geïsoleerd. Er werd echter een spoorweg aangelegd die op 1 juni 1883 in gebruik werd gesteld. Ook in Cuijk kwam een spoorwegstation. In hetzelfde jaar kwam er ook een postkantoor, nadat in 1850 al een hulppostkantoor was ingericht..
Geschiedenis
Al honderden jaren voor de jaartelling woonden er relatief veel mensen in deze streek. De Kelten hadden een zekere cultuur, hielden vee, bebouwden op nog primitieve manier hun land en woonden in grote houten hutten of schuren. Voor hun doden droegen zij extra zorg.
Op het Kampse Veld in Haps vond men begin 20e eeuw een nederzetting uit ongeveer 700 jaar v.Chr. Ook in Cuijk zijn sporen aangetroffen uit de prehistorie. Zo werden in 1844 bij de Haanhof veel ronde grafheuvels aangetroffen uit de bronstijd. In deze heuveltjes waren urnen met menselijke beenderresten bijgezet. Dergelijke vondsten had men in 1825 ook gedaan op de Kalkhof.
Ceuclum
Toen Julius Caesar kort voor onze jaartelling Gallië veroverde en de Romeinse invloed doordrong tot ons gebied veranderde er veel. De Rijn werd de grens van het Romeinse Rijk. Een rij van legerplaatsen of castella, waarin Romeinse legioenen waren gelegerd, zorgden voor de verdediging. Voorbeelden hiervan zijn Nijmegen, Xanten, Keulen en Bonn.
De legerplaatsen waren verbonden met begaanbare heerwegen. Een van deze wegen liep van Nijmegen naar Tongeren via Cuijk. In de 20e eeuw zijn vele sporen van deze weg gevonden onder Cuijk en Sint Agatha en verder naar het zuiden. Er bestaat nog een Romeinse wegenkaart in een middeleeuwse natekening, de zogenaamde 'Peutinger kaart'. Op een uithoek hiervan komt in langgerekte vorm de oudste geografische schets van Nederland voor.
De wegen zijn aangegeven met Romeinse afstandsmaten en de voornaamste Romeinse nederzettingen worden aangeduid door een of ander bouwwerk. Naast Nijmegen staat hierop ook Ceuclum, waaronder we wel het tegenwoordige Cuijk moeten verstaan. Bij Ceuclum was er een brug die onderdeel was van de verbinding van bovengenoemde heerweg. Restanten van deze brug zijn te bezichtigen in Museum Ceuclum.
Verdere opgravingen zijn verricht bij de Sint-Martinuskerk, die op een verhoging is gelegen. In 1937, 1939 en 1949 werden hier de fundamenten van een Romeins castellum uit de 4e eeuw opgegraven en ook Merovingische en Karolingische scherven. Deze duiden erop dat Cuijk gedurende een zeer lange tijd continu bewoond is geweest. Een kerkgebouw voor de Sint-Martinuskerk was gebouwd op twee Gallo-Romeinse tempels.
Middeleeuwen
Een bekende legende is dat Cuijk ooit stadsrechten heeft gehad maar deze verkocht heeft aan het dorp Grave dat nu wel een stad is. Werkelijk bewijs hiervoor is tot dusver niet gevonden. Desondanks wordt Cuijk wel vaak nog geduid als een voormalige stad.
Vanaf de 11e eeuw zijn de Heren van Cuijk in de geschiedenis aantoonbaar. Deze adellijke familie, afkomstig uit Malden, had nauwe banden met de Graven van Holland, Gelre en Vlaanderen. Ze noemden hun geslacht naar het oude Romeinse Ceuclum. In hun machtssfeer ontstond het Land van Cuijk. Omstreeks 1133 werd de heer verbannen wegens de moord op Floris de Zwarte, en werd het kasteel te Cuijk verwoest. Toen hij terugkeerde vestigde hij zich te Grave, wat de hoofdplaats werd van het Land van Cuijk. Vooral Jan I van Cuijk was een belangrijk heerser. Hij bracht het Land van Cuijk in de Brabantse invloedssfeer en in1308 verleende hij de gemeenterechten aan de bevolking van Cuijk en andere dorpen, zodat dezen van de woeste gronden gebruik konden maken.
Hoewel het bestuur van het Land van Cuijk in Grave zetelde, vond de Landdag (een jaarlijks beraad van de verschillende dorpen) in Cuijk plaats, en ook de Hoofbank, een soort rechtbank voor het Land van Cuijk, bevond zich hier.
Tachtigjarige oorlog en Republiek
Het Land van Cuijk werd in 1559 in pandschap aan Willem van Oranje gegeven. Zowel Oeffelt als de Heerlijkheid Boxmeer behoorden echter niet tot het Land van Cuijk. Kasteel Middelaar en Kasteel Bleijenbeek(1589) werden door de Spanjaarden belegerd. In 1602 werd Grave door Prins Maurits veroverd, maar het Land van Cuijk bleef in een onzekere positie tussen de Spaanse en Staatse Nederlanden, tot het in 1648 bij de Republiek der Nederlanden werd gevoegd. Hiermee verloren de katholieken hun rechten en waren ze in eerste instantie op een grenskerk te Oeffelt aangewezen, om na 1672 een schuurkerk aan de Molenstraat te mogen betrekken.
In 1712 vond een grote dorpsbrand plaats, waarna de strodaken werden verboden en pannendaken voorgeschreven. Einde 18e eeuw kende Cuijk een windmolen en een rosmolen. De Molenstraat herinnert nog steeds aan die Molen en is inmiddels een vooruitstrevende winkel- en activiteitenstraat geworden.
Omstreeks 1800 kregen de katholieken hun parochiekerk weer terug en in 1809 werd de nu nog bestaande Hervormde kerk op de hoek Markt/Grotestraat gebouwd.
Moderne tijd
De Maas zorgde voor veel overstromingen, waarbij die van 1820, 1861, 1880 en 1926 kunnen worden genoemd. Mede hierdoor was de streek nogal geïsoleerd. Er werd echter een spoorweg aangelegd die op 1 juni 1883 in gebruik werd gesteld. Ook in Cuijk kwam een spoorwegstation. In hetzelfde jaar kwam er ook een postkantoor, nadat in 1850 al een hulppostkantoor was ingericht..